Afgelopen zondag kreeg ik die kans doordat ik in het programma Woord op Noord van Alexander Franken maar liefst twintig minuten met tekst mocht vullen. Meestal beperk ik me bij voordrachten tot recent gepubliceerd of nieuw werk, maar nu kon ik ook teruggrijpen. Dat deed ik o.a. naar de Liechtensteiner sonnetten, in 2000 e-mailend bijeengeschreven door vier dichters die elkaar op dat moment alleen nog van internet kenden. Het Liechtensteiner sonnet, uitgevonden door Chris Coolsma, is een streng gecomponeerd, klassiek sonnet met twee kwatrijnen, twee terzinen en een vast rijmschema. Het kent dichtregels van vier jamben, met twee uitzonderingen: de derde regels van de beide terzinen hebben er vijf. Inhoudelijk is de Liechtensteiner kritisch-satirisch.
Toen de vier dichters er in drie maanden honderd bij elkaar hadden gemaild, kwam er een ontmoeting en later een bundel. Ik bladerde, stelde vast dat kritiek en satire tijdgebonden zijn, maar vond er ook een paar van alle tijden, in ieder geval nog steeds van deze. Herinnerde me het plezier waarmee we ze maakten en was blij te merken dat dat plezier anno 2013 nog steeds valt over te brengen. Vandaag wordt er niet anders door. Maar het zet de zaken wel in perspectief.
Dikke bult
In deze overspannen tijd
wil de mens weer gaan cocoonen,
zich met zijn naasten graag verzoenen;
van domme ruzies krijgt hij spijt.
Helaas is het een keihard feit,
door geen verlangen weg te boenen,
dat ondertussen al miljoenen
leven in gespletenheid.
Het streven naar hereniging
lijdt ernstig onder seriële
monogamie. Wie wisselde van ring,
niet blijvend aan zijn partner hing,
moet nu zijn naasten veelal delen.
't Is slecht cocoonen in een exenkring.
Uit: Mogen we éven @frekenen, Chris Coolsma, Edith de Gilde, Joop Leibbrand en Ans Wijnstroot.